Facebook

(Gepubliceerd op Facebook – 28 augustus 2014)

Lieve vrienden, beste contacten,

Ik stop voorlopig met Facebook.

Deze boodschap heeft voor een aantal van u misschien geen enkele waarde. Hoewel u volgens Facebook mijn vriend bent, is het mogelijk dat u geen betrokkenheid bij mij voelt of dat u misschien niet eens meer weet op welke manier wij ooit met elkaar in contact zijn gekomen. In dat geval spijt het mij als ik u gestoord heb in uw bezigheden en kunt u dit bericht laten verdwijnen in de oneindige waterval van uw tijdlijn.

Als u dit bericht nu nog leest, dan ga ik ervan uit dat wij elkaar wellicht in het echt kennen. Vousvoyeren lijkt me daarom overbodig. Ik zal proberen om bondig te zijn: ik stop met Facebook, althans, ik ga het (uit)proberen. Omdat ik ergens toch bang ben dat je dit misschien persoonlijk opvat, het kan immers overkomen als het verbreken van een vriendschap -een Facebook-vriendschap, maar toch – zal ik proberen uit te leggen waarom.

Sinds het aanmaken van mijn profiel heb ik altijd weerstand gevoeld tegen het businessmodel van Facebook dat erop gericht is om op slinkse wijze ontfutselde persoonlijke informatie ten gelde te maken. Ik dacht dat dit bezwaar ruimschoots zou worden goedgemaakt door de voordelen die het medium zou bieden. Via mijn profiel zou ik immers veel meer en intensievere contacten kunnen onderhouden met mensen die ik op enig moment in mijn leven ben tegengekomen. Langzaam ben ik hier steeds meer aan gaan twijfelen.
Aanvankelijk zag ik er ook geen kwaad in. Ik vond zelf dat ik er relatief weinig tijd aan besteedde en bovendien dacht ik onafhankelijk genoeg te zijn om het medium kritisch te kunnen bekijken en zakelijk handig te kunnen inzetten; als kleine zelfstandige zou je een dief van eigen portemonnaie zijn als je niet meedoet, zo redeneerde ik.
Ik heb nu een flinke lijst met contacten die mij in staat stelt om heel veel vrienden en bekenden te ‘volgen’, maar tegelijkertijd kan ik me maar heel weinig momenten herinneren waarop Facebook de reden was voor een contact dat ik anders niet had gehad. Zelfs de opdrachten die ik via Facebook kreeg, hadden me waarschijnlijk ook via een andere weg bereikt. Bovendien weerhoudt het me soms om het contact met oude bekenden op te pakken omdat hun openbare berichtjes mij niet aanstaan. Hun digitale identiteit beïnvloedt het beeld dat ik van ze heb, en waarschijnlijk is dat geheel ten onrechte. Een profiel is immers een zelfgeconstrueerd beeld en sommigen springen daar handiger mee om dan anderen; bijna iedereen wil meedoen, niet iedereen is even gevat. De vraag waar ik mee blijf zitten is of Facebook iets wezenlijks toevoegt aan mijn kennis over deze mensen.

Facebook doet er alles aan om te zorgen dat haar leden het platform zoveel mogelijk gebruiken. Wanneer ik inlog, krijg ik altijd het gevoel een hoop gemist te hebben, zonder dat daar eigenlijk een aanleiding voor is. Het ongrijpbare van de tijdlijn zorgt ervoor dat je ‘m eigelijk nooit kunt bijhouden. Het is een selectie die op elk moment verandert en waarvan de logica ondoorgrondelijk is.
Heb je een smartphone, dan vraagt Facebook de hele dag om aandacht. Doordat persoonlijke berichten binnenkort alleen via de zogenaamde ‘messenger’ applicatie te bekijken zijn, probeert het platform ook de telecommunicatie naar zich toe te trekken. Facebook slaat alles op; ook datgene dat ik intyp en vervolgens weer verwijder.

Nu ik het een aantal weken grotendeels zonder internet heb moeten stellen op mijn ‘primitieve’ stek in Zuid-Frankrijk, heeft Facebook mij meer dan vijftig emails gestuurd met de meest onnozele mededelingen. Het was alsof een drugsdealer zijn klant dreigt te verliezen. Ik had weliswaar enkele berichten, maar de meeste emails bevatten geen informatie en probeerden me te verleiden om weer in te loggen door telkens te benadrukken dat ik iets miste, terwijl, en dat is het gekke, hoe minder ik inlogde, hoe meer ik eigenlijk het gevoel had niets te missen.

De tijd die ik besteed heb aan het lezen van de oneindige stroom aan zinloze mededelingen, ‘grappige’ filmpjes en ‘ongelofelijke’ nieuwsberichten krijg ik nooit meer terug. Slechts heel af en toe deed ik ontdekkingen die ik zonder Facebook niet gedaan zou hebben en zelden was het meer dan vermaak. Op Facebook is discussie onmogelijk omdat redelijkheid geen vereiste is en hard schreeuwen de kans op medestand sterk doet toenemen.

Ik merk bovendien dat het mijn werk doorkruist: dingen die me moeite kosten, vragen om langere periodes van concentratie, terwijl op dergelijke momenten alles in mij zoekt naar uitwegen ter verstrooiing.

Ik heb een tijd lang schouderophalend volgehouden dat je nu eenmaal ‘heel moeilijk zónder kan in deze tijd’. Ook hier speelt de angst om iets mis te lopen een rol. Bovendien stelde ik mezelf gerust dat het feit dat Facebook lak heeft aan elke vorm van privacy wel zou worden opgelost. De bureaucratie is altijd wat traag, zo redeneerde ik en de wetgeving die mij als burger zou moeten beschermen zou vanzelf volgen. Inmiddels zie ik het somber in: collectief beschouwen we het verdwijnen van privacy als een sociale realiteit, niet als een praktijk die we elke dag zelf construeren en bevestigen. Bedrijven als Google en Facebook maken dankbaar gebruik van het feit dat politici ‘surveillance’ met ‘veiligheid’ verwarren.

Ik ben geen doemdenker, geloof zelden in samenzweringen en ben te meestal te lui om me actief in discussies te mengen. Bovendien heb ik een te grote tik van de postmoderne molen meegekregen om overtuigd te zijn van mijn eigen gelijk. Daarvoor ben ik ook te vaak van mening veranderd.
Toch denk ik dat ik ter bevordering van mijn eigen geluk en mijn gevoel van zelfbeschikking een stap moet zetten. Onlangs zag ik van dichtbij dat het leven van een aantal mensen die ik hoog acht voor een groot deel lijkt te draaien om hun virtuele identiteit. Op de tijdlijn bestaat het leven uit louter hoogtepunten.
Waar mensen vroeger foto’s namen als herinnering, lijken veel foto’s nu gemaakt te worden om een fictief zelfbeeld te illustreren. De ‘selfie’ is hier een voorlopig hoogtepunt van. Ik weet trouwens niet of Facebook een oorzaak of een gevolg van dit alles is en ik wil hier ook niet psychologiseren over de gevolgen, maar het lukt me maar niet om er iets waardevols in te ontdekken. Misschien kijk ik later vertederd op dit opstandige gevoel terug omdat ik blind was voor de geweldige manier waarop het onze wereld veranderd heeft, maar dat risico moet ik maar nemen geloof ik.

Ik weet niet waar ik verstandig aan doe, maar ik heb de behoefte om me actief te verzetten zolang dat voor mij praktisch gezien een mogelijkheid is. Daarom trek ik me voorlopig, in ieder geval persoonlijk, zoveel mogelijk terug van Facebook. Vooralsnog zal ik mijn profiel niet deactiveren, want ik zie dit als een experiment.

Als we elkaars gegevens (nog) niet hebben en je zou het contact met mij graag behouden of oppakken, dan wil ik je aanmoedigen om even een mailtje te sturen naar: xxxx@xxxx (je ontvangt dan ook mijn gebruikelijke mailadres). Sterker nog, mocht ik het contact met jou verwaarloosd hebben, vat dit dan alsjeblieft op als een zeer hartelijke, open uitnodiging voor een hernieuwde kennismaking. Laten we afspreken, samen eten, drinken en het leven vieren. Dat gaat in het echt zoveel beter.

From the Guggenheim Collection

DSC_4920In Amstelveen bewaren ze mensen uit Amsterdam.
Ze kunnen er eten, slapen, hun kinderen naar school brengen
en voor hetzelfde geld koop je er ‘heel wat vierkante meters meer’.
Het Cobra Museum bewaart het modernisme.
Voor een kleine toeslag kan men echte schilderijen zien, helemaal uit Amerika.
De controverse hangt er wat verbaasd bij.
In hun glazen bakken reikt de expressie niet verder
dan een klein geel spotje dat de kijker vooral zichzelf toont.
Veel mensen worden milder als ze ouder worden,
anderen voelen zich gevangen in een wereld van oude mensen die steeds milder geworden zijn.