Chris Potter’s Underground

Band1BWsubt

Jarenlang had ik moeite met het spel van saxofonist Chris Potter.  Technisch is er nooit iemand geweest die ook maar in de buurt kwam, maar ik meende dat zijn ingewikkelde spel de muzikaliteit van zijn ideeën in de weg stond. Het was vooral erg knap. Niet mooi, wel knap.
Alles veranderde toen ik van iemand een live cd kreeg van zijn Underground quartet. In eerste instantie schrikte de popachtige thema’s me af en ook de gigantische projectie van zijn geluid kon me maar weinig bekoren. Waarom moet Potter zo hard blèren? Is de sax niet luid genoeg van zichzelf?
Wanneer de band begint te grooven, valt alles echter op zijn plek: de techniek wordt ondergeschikt aan de groove en de funk wordt teruggebracht tot een essentie. De band bakent samen een speelveld af, maar kent binnen de grenzen van dat veld een ongekende mate van vrijheid. Iedereen barst van de ideeën, maar toont tegelijkertijd  grote zelfbeheersing door het gaspedaal nooit helemaal in te drukken. En ze luisteren naar elkaar; wat een verademing; er wordt geluisterd.
Het ontbreken van de bas geeft de band de mogelijkheid om ook in de onderliggende structuur te schuiven. Er is immers geen tonaal anker dat bepaalde noten verbiedt.
De meeste baspartijen komen van toetsenist Craig Taborn. Zoals the Doors ook al wisten, heeft de Rhodes een geweldig laag. Een zachte beroering doet het instrument knorren, maar bij een hardere aanslag verandert het karakter en wordt het geluid feller waarbij de ‘tines’ (staafjes die worden aangetikt door de toetsen en het geluid veroorzaken) steeds duidelijker hoorbaar worden. De Rhodes krijgt daardoor bijna het karakter van een vibraphone, maar waar de vibes al snel een beetje een zoet worden, kan  de Rhodes door de harde ‘attack’ op elk moment zijn tanden laten zien. Binnen dezelfde dynamiek heeft deze elektrische piano een heel spectrum aan stemmen.
Nate Smith is een ongelofelijke drummer. Hij speelt hard, voor mij soms te hard, maar tegelijkertijd verzekert zijn ruggengraat de vrijheid van de rest van de band. Of het nummer nu in vieren, vijven, zessen, of zevenen is, Smith verankert de tijd en deelt haar op, soms door te spelen, maar veel vaker door juist niet te spelen. Wanneer je als luisteraar zijn klok voelt, hoeft Smith alleen nog maar het gevoel te geven dat die klok doorloopt. Zijn stiltes klinken soms luider dan zijn snaredrum.
Guitarist Adam Rogers lijkt een vreemde eend in de bijt. Alle gebruikelijke kenmerken van een funkgitarist ontbreken: hij speelt zelden groove, houdt niet van repeterende patronen en wanneer hij soleert lijkt hij vaak bijna terughoudender dan wanneer hij begeleidt. Zijn stem is opvallend lyrisch voor een funkensemble. Juist doordat hij zich altijd als een slang om de time heendraait en op zoek is naar de ruimtes die de anderen laten liggen, vervalt de band nooit in een wezenloze groove. Het wordt nergens repetitief getimmer omdat Rogers altijd blijft zingen.

Potter blijft een wereldwonder. Zijn beheersing van de saxofoon lijkt soms alomvattend. De hoeveelheid ideeën die hij in een solo naar voren brengt is vaak overweldigend en hoewel de eerste rij bij zijn concerten meestal gevuld is met likkebaardende saxofoonstudenten, heb ik de laatste jaren steeds meer sympathie gekregen voor zijn spel op de basklarinet. Waar zijn snelle vingers op de tenorsax de ideeën in zijn hoofd kunnen bijhouden, is hij terughoudender op de klarinet. De technische vrijheid is minder, waardoor hij ideeën moet indampen: niet teveel noten, niet teveel sprongen, meer rust, meer zang.

Afgelopen week ontdekte ik onderstaande documentaire. Goed klinkende live opnames met beeld zijn zeldzaam van deze band en ik ben dan ook zeer verguld met deze film. De live cd uit 2007 is nog altijd een van de beste albums die ik bezit (Follow the Red Line).

 

Gerrit Kouwenaar 1923-2014

news_540865fb3e9ab.png

 

dat is alles

Er is geen mens
er zijn mensen
er is poëzie geen gedicht
poëzie over langzaam voorbijgaan
geen gedicht over onbekenden

er zijn mensen en als ik zeg
ik bemin ze dan lieg ik
en als ik lieg ik bemin ze
dan spreek ik de waarheid
over één mens

en ik zeg zij alleen
maken steen steen
zij alleen maken water water

ik bedoel zij maken een wereld
die hun werd onthouden
door hem te bevolken
en dat is dubbel gezegd

zo leggen de feiten zich neer
dubbelzinnig en links
als de mensen

ik heb hen niet lief maar
ik sta hen bij als mijzelf
dat is alles.

Uit: Gerrit Kouwenaar: Gedichten 1948-1978. Amsterdam: Querido, 1982, p. 145.