De fictie van de deeleconomie – over AirBnB en de woningmarkt

BuxM8bgIYAAw2Va.png-large

Meestal is de middag net begonnen wanneer koffersets de straat inrollen . Als de eigenaars van de koffers zich aarzelend toegang tot een van de deuren hebben verschaft, zie ik ze vaak aan eind van de middag terug, slingerend op een felgekleurde huurfiets. Het zijn de AirBnB klanten van de overburen.

Sinds de opkomst van de deeleconomie mag iedereen via internet winkeltje spelen met spullen die ze al hebben. Het klinkt ook zo gezellig, ‘deeleconomie’. Met AirBnB kan men die warme gevoelens dan omzetten in harde knaken. Ik ken studenten die elke laatste twee weekenden van de maand bij hun ouders slapen om zo de totale huur van hun kamer terug te verdienen (plus een extra’tje). Het lattenzoldertje van een vriend brengt bij AirBnB meer op dan het artsensalaris dat hij voor zijn pensionering verdiende.

De Amsterdamse gemeenteraad wist in eerste instantie niet zo goed wat ze met de situatie aanmoest. Het leek niet erg wenselijk dat een groot deel van Amsterdam ineens hotelletje zou spelen, maar ja, dat is nu eenmaal innovatie en dat schijn je niet te kunnen tegenhouden. Bovendien was AirBnB na wat morren best bereid om toeristenbelasting te betalen; ze zijn de kwaadste niet vinden ze zelf. Of er ook door de verhuurders belasting wordt afgedragen, is nog maar zeer de vraag. De verhuur is namelijk nauwelijks te traceren door de fiscus.

De gemeente is tegenwoordig ook een soort bedrijf: de burger is klant, de ambtenaar consultant en afspraken zijn bedrijfsgeheim. AirBnB maakte een geheime afspraak met Amsterdam die een jaar zou gelden. Nu het jaar voorbij is, is een deel van het ‘Memorandum of Understanding’ (MOA) openbaar gemaakt. AirBnB heeft in Amsterdam 5 miljoen euro belasting betaald. Of die 5 miljoen klopt met de omzet is onbekend, want die is geheim. Bovendien lijkt AirBnB met dat geld ook een communicatieafdeling bij de gemeente te hebben gehuurd: onderdeel van de afspraken is dat de gemeente zich alleen in positieve termen over het bedrijf mag uitlaten. Gewoon belasting betalen is kennelijk ook ouderwets: ons bestuur maakt al een jaar lang keurig tevreden geluiden over AirBnB.

Over campagnes gesproken. AirBnB is zelfs zo trots op het feit dat ze toeristenbelasting betaalt, dat ze in Amerika een campagne op billboards lanceerde waarin het bedrijf aangeeft wel te weten waar de gemeente de afgedragen belastingen aan moet besteden. Kennelijk is het concept van belastingen zo in onbruik geraakt onder multinationals dat AirBnB het idee had er een bestuurszetel mee te kopen. In Amsterdam heeft het bedrijf grote posters opgehangen en worden eigenaren telefonisch benaderd door een agressieve direct marketing afdeling.

Deze verhuur geeft behoorlijk wat overlast. De meeste appartementen in Amsterdam zijn oud en gehorig en lenen zich niet voor het dagelijks huisvesten van steeds een nieuwe groep exotische buren in feeststemming. Zorgelijker is het economische effect van het massaal hotelletje spelen op langere termijn. Er worden inmiddels meer dan 10000 accomodaties aangeboden en dat betekent een behoorlijke onttrekking van toch al schaarse woonruimte. Voor veel mensen is het een mooie manier om hun woonlasten te verlagen, maar uiteindelijk zal de markt deze verdiensten gaan verdisconteren in de prijs en dat is slecht voor iedereen die koopt om te wonen.

Tel hierbij op dat de overheid de burger al jaren een zo hoog mogelijke hypotheekschuld opdringt om de prijsstijging te stimuleren. In den Haag doet men inmiddels jubelende dansjes voor de camera: de Amsterdamse stijging van 10% in het afgelopen jaar is daar reden voor een feestje.

De situatie in Amsterdam escaleert vrij snel. Er zijn nu al veel mensen die door het stapelen van hypotheken meerdere panden kopen om te verhuren via AirBnB. Niemand lijkt zich te realiseren dat de verdiensten die nu nog als extra’tje gelden, binnenkort hard nodig zijn om de stijgende woningprijzen te kunnen blijven betalen. Wonen in een huis zonder toeristen wordt een luxe, die maar voor weinigen is weggelegd. Woningen veranderen steeds meer in een gesubsidieerde beleggingsobjecten. De schaarste in Amsterdam neemt niet af, integendeel. Dit is een direct gevaar voor de toegankelijkheid van de stad. Wonen doet u maar elders. De lagere inkomens maken op dit moment al geen schijn van kans. Met twee keer modaal mag u binnenkort de koffers pakken. Iemand moet toch eens uitleggen wat dat met delen, vooruitgang of vrijheid te maken heeft.

Het CDA gelooft, maar niet in feiten

shutterstock_185726279Het CDA heeft geheel uit eigen initiatief een elfde gebod in het leven geroepen. Het luidt: gij zult geen cannabis gebruiken. Of zoals de CDA’ers Shahsavari en Rog het in Het Parool van 19 december verwoorden: ‘drugsgebruik is gevaarlijk, onverantwoord en onacceptabel’.

Aanleiding voor de strijdlust van de politici is een moratorium op het sluiten van coffeeshops in Amsterdam op basis van het afstandscriterium dat de aanwezigheid van coffeeshops in de buurt van scholen verbiedt. Volgens het CDA is dit het gevolg van de ‘drugslobby’ van ‘linkse en liberale partijen’ die weigeren om uw kinderen te beschermen omdat zij de belangen van verkopers en gebruikers hoger zouden achten en bovendien meer drugstoeristen zouden willen.

Shahsavari en Rog wekten even de verwachting dat zij met allerlei argumenten zouden betogen dat het afstandscriterium tot een forse daling in het softdrugsgebruik onder kinderen zou leiden, maar de teleurstelling valt dan ook nauwelijks te onderdrukken wanneer zij niet veel verder komen dan de ‘signaalfunctie’ van de maatregel. Uit de sluiting zouden onze jongeren de boodschap moeten destilleren dat drugs slecht zijn. Op zich logisch gezien het feit dat uit onderzoek van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) blijkt dat zelfs de vertegenwoordigers van scholen zeggen dat de nabijheid van coffeeshops scholieren er niet toe aanzet om cannabis te gaan gebruiken.

Wanneer men het gevaar van cannabis met alcohol vergelijkt, is het een wonder dat het CDA zich nog niet op de sluiting de Amsterdamse kroegen heeft gestort. Cannabis is immers in tegenstelling tot alcohol nauwelijks toxisch en zorgt zelden voor overlast. Veel buurtbewoners van de te sluiten coffeeshops zijn veel banger voor de komst van een café in het vrijkomende pand (met horecavergunning) en laten daarom de situatie liever zoals hij is. Bovendien is de controle op leeftijd in coffeeshops zeer grondig en zijn de straffen op overtreding niet van de lucht.

Shahsavari en Rog halen bijna alle feiten door elkaar. Zo zou bijvoorbeeld het cannabisgebruik in Nederland aanzienlijk hoger liggen dan elders in Europa, terwijl het ministerie (VWS) rapporteert dat Nederland een gemiddeld gebruik kent. Ook lezen zij de rapporten van Antenne slecht en plakken her en der wat conclusies uit verschillende hoofdstukken aan elkaar. De politici blijken op basis van de rapporten een forse toename onder jongeren te hebben gesignaleerd, terwijl ook het laatste rapport zegt: Vooral roken, drinken en blowen onder middelbare scholieren is in de loop der tijd fors gedaald. (Antenne 2014)

Drank en drugs maken deel uit van de wereld waar onze kinderen in opgroeien. Door een formeel verbod onder de achttien maken we al duidelijk dat gebruik onder jongeren niet toegestaan is. Tegelijkertijd ontslaat dit ons niet van de verantwoordelijkheid als opvoeder om het gesprek aan te gaan. Alleen zo groeien ze op tot volwassenen die weerbaar zijn en zich bewust zijn van de gevaren.

Zelfs een écht afstandscriterium van enkele kilometers (in tegenstelling tot de 250 meter men nog net niet sprinten kan) houdt jongeren met een drang tot experimenteren niet tegen; ze hebben namelijk allemaal een fiets.

Dat het CDA een duidelijke opvatting heeft valt te prijzen, maar dat ze dit elfde gebod onderbouwen met onjuiste argumenten en een pathetisch beroep op de zorgplicht voor onze kinderen, geeft te denken.

NEWS – London jazz project – Steve Edwards

IMG_1555

I’m very happy to report that in February London based jazz composer Steve Edwards will travel to Amsterdam with a wonderful band to record an album. I will produce it and preproduction is happening right now.

Steve Edwards is no stranger to the London jazzscene. He has been playing saxophones and composing for decades and he has now decided to collect a great group of musicians to finally record an album with his own music. While clearly influenced by modern jazzheros like Billy Strayhorn, Archie Shepp, and Wayne Shorter, his music also contains flavours from hiphop and Caribbean rhythms. The fact that Steve has been travelling the world from an early age to see generations of great players perform, not only makes him an incredible resource on all things jazz, but also comes through in his own highly original compositions.

Personnel:

Steve Edwards – saxophones
Samuel Eagles – alto sax
Duncan Eagles – tenor sax
Eric Ford – drums
Sam Leak – piano
Max Luthert – bass

 

Minister Schippers legitimeert kwakzalverij

resolve
Van ‘alternatieve geneeswijzen’ is niet bewezen dat ze werken of is allang bewezen dat ze niet werken. ‘Alternatieve geneeswijzen’ waarvan aangetoond is dat ze werken, zijn per definitie niet alternatief en behoren tot de reguliere geneeskunde.

Groot was de verbazing toen bleek dat de Inspectie van de Gezondheidszorg vanaf 1 januari toezicht gaat houden op de bonte verzameling aan alternatieve zorgaanbieders. Het klinkt goed, toezicht houden, maar wat betekent dit precies? Minister Schippers zegt in het Algemeen Dagblad van 14 december:

’Veel mensen maken gebruik van alternatieve geneeswijzen. Ik vind het daarom van groot belang dat patiënten meer rechtszekerheid krijgen, een klacht kunnen voorleggen aan een klachtenfunctionaris en kunnen zeggen: ik ben onjuist behandeld.’

De hamvraag is nu: wat is een ‘juiste’ behandeling? Het klinkt u wellicht vreemd in de oren, maar in Nederland mag iedereen geneeskunde bedrijven. Er is weliswaar een hele lijst met handelingen die alleen door medisch geschoold personeel mag worden verricht, maar mocht u het idee hebben dat u bijzondere helende krachten heeft in uw rechterpink, dan staat het u vrij om een bordje op de gevel te spijkeren en een wachtkamer in te richten. Als u, als hoofd van uw zojuist opgerichte beroepsvereniging, gelijk vaststelt dat een juiste behandeling alleen met de rechterpink dient te gebeuren, gaat de inspectie behandelingen met de linker pink dan sanctioneren?

We moeten geen inspecties instellen die kwakzalvers en andere magische denkers mee laten liften op de legitimiteit van medisch geschoolde professionals. De ‘alternatieve behandelaars’ hebben immers veel baat bij branchevervaging. Deze vindt nu al plaats doordat huisartsen met behept met een Hollandse handelsgeest praktijkruimte verhuren aan alternatieve zorgaanbieders. De meeste zorgverzekeraars houden bij aanvullende verzekeringen de standaard ‘u vraagt, wij draaien’ aan en hebben geen problemen met het vergoeden van bewezen ineffectieve behandelingen zoals acupunctuur, homeopathie en chiropractie. Patiënten krijgen daardoor het idee dat dergelijke behandelingen medisch verantwoord zijn. De verzekeraars zeggen immers in iedere bijzin dat ze vooral erg goed kijken naar de kwaliteit van de zorg in het belang van de patiënt.

De Minister zou wellicht een erkende medische opleiding verplicht kunnen stellen voor alle behandelaars. Daarnaast zou zij aan ’alternatieve’ geneeswijzen dezelfde eisen kunnen stellen als de reguliere geneeskunde wat betreft werkzaamheid en veiligheid. Men hoeft geen praktijk als koffiedikkijker te hebben, om in te zien dat daar de patiëntveiligheid pas echt mee gediend zou zijn.

Het complot van Tino Sehgal – over ‘Selling Out!’

Stedelijk
In de zalen van het Stedelijk Museum in Amsterdam hangt dit jaar een andere sfeer. De schilderijen en objecten lijken kleine aanwijzingen te geven over wat de bezoeker te wachten staat. Het statige blauw van Newmans Cathedra knikt de zijzaal in; de felle kleuren van Lewitt lijken zich op de achtergrond te willen houden; de cederhouten werkelijkheid van Andre heeft zich schuldbewust nog verder in de hoek teruggetrokken. Mensen gedragen zich ook anders. Sommigen lopen snel van de ene naar de volgende zaal en houden alleen bij het passeren van de ingang even in om te voorkomen een verwachte onverwachte situatie te verstoren door dwars over het denkbeeldige toneel te lopen. Bovendien is er altijd de angst ineens zelf geheel onvoorbereid in het middelpunt te staan. Anderen zijn slechts op doortocht en bezoeken alle plekken in Amsterdam die volgens de gidsen de moeite waard zijn. Ze trekken een gezicht alsof ze gevangen worden in een cultureel gebruik waarop de gids ze niet heeft voorbereid. Zoals de sfeer in een cabaretshow ineens kan omslaan wanneer de artiest onthult de zaal in te gaan om een vrijwilliger aan te wijzen.
De situaties van Tino Sehgal hebben altijd iets weg van een samenzwering. Het gebrek aan bordjes brengt zelfs de doorgewinterde liefhebber in war en ook de suppoosten zitten in het complot. De kenners -of bezoekers die zich vermomd hebben als kenner- lijken hun best te doen om het gezicht in een intelligente plooi te wurmen. De plooi moet het midden houden tussen scepsis en verrukking. Alsof ze zich, gezien het grote soortelijke gewicht van de kunstuiting, nog goed staande houden. Ze zijn bovendien te herkennen aan een engelengeduld: vaak zitten ze uren achtereen ergens rustig tegen een muur. Ingespannen demonstreren ze de bestudering van hedendaagse kunst, soms gewapend met een opschrijfboekje. Een artefact dat buiten het museum alleen nog gekocht wordt als cadeautje. Iedereen die te hard praat wordt weggekeken: de mores van de Kerk hebben zich stevig in musea voor hedendaagse kunst genesteld. Fluisterend en met eerbied dient men de heiligen te laten spreken. Laaft u aan de verhalen over het vervolgen der ketters, de wegbereiders van de vrijheid, de waarde van expressie en de stakkers van het realisme. Echt hedendaags wordt het pas als er video aan te pas komt of als men eraan mag zitten. Artistieke vrijheid blijkt gebonden aan strenge regels, maar uw gift blijft aftrekbaar.
Er flitst een vrouw voorbij de ingang van de zaal. Met twee snelle danspassen ontdoet ze zich van haar jas en overhemd. Met alleen een broekje en een hemd aan duikt ze buiten mijn zicht. Langzaam loop ik naar de deurpost. Ze zit op de grond en heeft inmiddels ook haar iets te ruime zwarte pantalon uitgetrokken. Van een afstand kijkt ze me aan. Terwijl ze met acrobatische souplesse ook haar hemd uittrekt en in een halve draai opstaat, laten haar ogen me niet gaan. Ze is iets kleiner dan ik en heeft het lijf van een danser. Ze trekt een gezicht alsof ook zij zich bewust is van het belang van de vooruitgang in de kunst. Ondertussen glimmen haar billen in het gelijkmatige LED licht dat door toepassing van efficiënte lenstechnologie zelfs tot 50% zuiniger is dan traditionele LED verlichting. Elke beweging die ik nu maak, verraadt mijn ongemak.
Als puber was ik geobsedeerd door blote vrouwen en ik heb vaak naar strippers gekeken. Ik kon er slecht tegen, maar de nieuwsgierigheid won het van de angst. Ik voelde me vooral bekeken door het meisje. De verveelde ogen die verder elk contact vermeden om de minachting voor haar publiek niet te verraden. Misschien heeft ze wel gelijk en zijn we walgelijk. De angst om voor de ander ineens transparant te zijn, heeft me nooit helemaal verlaten. In een voortdurend kijken en bekijken, was ik altijd bezorgd om gezien te worden. Ik groeide er pas veel later overheen, maar nooit helemaal.
Ineens stond ze recht voor me. Ze had alleen nog een string aan en deed een stap dichterbij. Haar ogen hadden de matte afstandelijkheid die me vroeger de stuipen op het lijf gejaagd zouden hebben. Ineens was ik dan het middelpunt van andermans vermaak. Ze bleef me recht aankijken en kwam voor me staan. Ik voelde de condens in haar adem. Ze leek te willen staren naar een punt dwars door mijn ogen, aan de achterkant van mijn hoofd. Het werd nu een spel wie als eerste de ogen neer zou slaan. Als een konijn in een koplamp bleef ik haar aanstaren. Er is geen uitweg. Elke onderbreking zou de situatie volkomen belachelijk maken. Plotseling verwijden haar pupillen, ze opent haar mond, ademt uit en stopt ineens. Nergens is geluid. Wie ben jij? Ik verroer me niet. De omgeving klapt in. Er is niets anders meer. De zaal tolt om ons heen. Ze staat zo dichtbij dat haar lichaam onzichtbaar blijft. Zelfs mijn verbeelding houdt ze met haar ogen onder schot. Iedere gedachte buiten onze ruimte zou ze onmiddellijk ontdekken. Bij het binnenlaten van de wereld, zou ik stamelend ten onder gaan. Het duurde zo lang dat ik opnieuw moest leren lopen. Nu zijn we vreemden.

Quentin Tarantino over exposé

Tarantino

In het magazine van de New York Times stond onlangs een interview met Quentin Tarantino door Bret Easton Ellis. Het is altijd prettig om Tarantino te horen praten over cultuur in het algemeen en film in het bijzonder omdat hij nog altijd vrijuit lijkt te spreken. Tarantino drukt zich zelden politiek correct uit. Iets wat vaak leidt tot glasheldere kritiek en een zeer leerzame inkijk in de keuken van Hollywood.

Een van de zaken die aan de orde komt is een onderwerp dat ook mij bezighoudt: de zogenaamde ‘golden age of television’ oftewel het idee dat de traditionele plaats die de speelfilm innam in onze cultuur, steeds meer wordt vervuld door kwaliteitsseries op televisie. Ook hier komt de serie als schrijversmedium aan de orde en het verschil in informatiedistributie tussen de serie en de film. Ik zag laatst een aantal afleveringen van House of Cards waarin deze conventie rond het vormgeven van een plot zelfs een beetje belachelijk wordt gemaakt doordat het belangrijkste personage Frank Underwood (gespeeld door Kevin Spacey) zich soms zelfs rechtstreeks wendt tot de kijker om uitleg te verschaffen over de situatie waar hij zich in bevindt.

We talk about the differences between TV and movies, and how TV relies on a kind of relentless storytelling whose main job is to constantly dispense information, while movies depend much more on mood and atmosphere — TV is a writers’ medium and movies are a directors’ medium. Even in the Golden Age of Television, the notion of TV as art is now considered something of a media-made joke that is finally being publicly deconstructed by critics, journalists and showrunners alike. The best TV shows still have sets that look a little ragged and threadbare because of the reality of TV economics — and to Tarantino this matters.

Naar aanleiding van dit stuk keek ik enkele oude interviews met Tarantino terug op Youtube. Dat hij ageert tegen de manier waarop informatie wordt gedistribueerd in series, maakte mij nieuwsgierig naar zijn eigen aanpak, ook omdat zijn eigen films meestal een sterk plot bevatten.

‘I think there is an integrity about my work that you don’t have expositional kind of stuff. Now as writer you do actually need to explain a few things and so part of my plan,  my method, is to bury it in so much minutiae about nothing that you don’t realise you’re being told an important plot point until it becomes important.’ 

Tarantino lijkt de de kijker dus bewust af te leiden door plot informatie in te bedden in zoveel details dat de kijker deze informatie wel registreert, maar niet het gevoel heeft dat hem iets verteld wordt. Het overbekende ‘show, don’t tell’ krijgt hier een nieuwe betekenis door de kijker een overvloed te bieden aan prikkels. De essentiële informatie wordt pas duidelijk door de ontwikkelingen in het verhaal van de film. Doordat ook de klassieke drie-actstructuur ontbreekt in zijn films -Tarantino werkt meestal met hoofdstukken (chapters)- kan ik me veel vrijer bewegen in de virtuele wereld van zijn personages. De schijnbare inefficiëntie geeft veel meer ruimte voor het neerzetten van een sfeer in de film waardoor de kijker tijd krijgt om rond te kijken in de wereld die de film ontvouwt. De televisieserie lijkt de enorme afgrond tussen de wereld van het verhaal en de leefwereld van de kijker vaak compleet te negeren. Het realisme van de serie wordt je als kijker vaak opgedrongen op een haastige manier waardoor het op mij al snel een ongeloofwaardige, of zelfs clowneske indruk maakt. De films van Tarantino vestigen altijd de aandacht op het vreemde van de wereld waar ze zich afspelen. De kijker krijgt tijd om te wennen aan de voorwaarden van het realisme dat hij of zij krijgt voorgeschoteld. De fictieve wereld hoeft niet te lijken op de onze, maar er is rust nodig om de sprong te maken naar de wereld op het doek. Tarantino krijgt daardoor de ruimte om die afgrond zo groot te maken als hij wil. Zijn surrealistische werelden houden ook afstand van onze eigen culturele realiteit omdat ze geen realisme hoeven te suggereren. Na afloop van de film keert de kijker terug in zijn stoel en mag zelf bedenken wat de film opmerkt over de wereld die de kijker buiten de bioscoop aantreft. De regisseur heeft altijd benadrukt dat de magie van de film zit in het wonderbaarlijke van de illusie, niet in de mimesis.

De bioscoop is voor Tarantino trouwens essentieel voor het bekijken van films en dan het liefst in 70 mm. Voor zijn nieuwe film ‘The Hateful Eight’ worden wereldwijd zelfs 100 bioscopen speciaal uitgerust met nieuwe lenzen voor de projectie.

Everyone thinks that when you’re filming on film that you’re recording movement. You’re not recording movement. You’re just taking a series of still pictures. There is no movement in movies at all. They are still pictures. But when shown at 24 frames a second through a lightbulb, it creates the illusion of movement. Thus, opposed to a recording device, if you’re watching a movie, a film print, you are watching an illusion, and to me that illusion is connected to the magic of movies. 

NEWS – exhibition at IDEA festival – 7 november

vlcsnap-2015-11-03-16h08m39s662

On november 7 the film ‘Beams’ will be screened at the philosophy festival ‘IDEA’. This film is the result of a collaboration with visual artist Rosa Johanna. I made a soundscape that will be played with the film.

Beams ,2015 Series of 5, 2/5 Film screening I installation

Lloyd Hotel, Cultural Ambassy Amsterdam

07-11-2015

15.30 h – 16.00 h
20.00 h – 20.30 h
20.45 h – 21.15 h

Visual artist Rosa Johanna researches the borders of the canvas. This research is based on the canvas but expend to video works, performances and curatori- al activities. In her research to artists like Lygia Clark and Agnes Martin she searches to the border of art disciplines and how lines do relate to a bigger universe.

Schuld, schandpaal en spel

sorry

Steeds vaker vraagt men in de media op hoge toon om excuses. Ministers, bankdirecteuren, bekende Nederlanders, op de knieën moeten ze. Hoewel deze zondaars over het algemeen geen wetten hebben overtreden, maar zich meestal egoïstisch of kortzichtig gedroegen, lijkt de erkenning van vermeend moedwillig immoreel handelen iedereen een vrolijk en opgeruimd gevoel te geven. De sociale orde is hersteld. Wij, het volk, gedragen ons immers volstrekt rationeel en sociaal voelend en zijn publieke verantwoording verschuldigd waar dat niet zo is. Ik vind dat erg verdacht.
Vaak proef ik een ressentiment dat voortkomt uit een gevoel van machteloosheid. De situatie is zoals hij is en het enige dat de burger niet wil verliezen, is de schijn van een eerlijk systeem: een maatschappij waar niemand voor kwartjes of dubbeltjes geboren wordt, maar door hard werken zijn geluk afdwingt. Daardoor kunnen we iedereen op zijn of haar merites beoordelen. Iedereen zijn eigen talent. Wij bezingen topfuncties, topsporters, topprestaties.

We worden elke dag aangemoedigd om onze winst te maximaliseren. Het vrije individu van nu lijkt per definitie op zoek naar materieel en maatschappelijk succes. We moeten scherp onderhandelen over arbeidscontracten, huizen blijven kopen en gezellig in van alles beleggen. Als een klein bedrijfje beweegt de burger zich door de publieke ruimte. De overheid stimuleert risico en bestraft degene die weigert om ‘mee te doen’. De BV Nederland is flexibel, concurrerend en houdt het huishoudboekje op orde.

De vijand van de hardwerkende Nederlander is de valsspeler. De valsspeler is een burger die laat zien dat de regels buigzamer zijn naarmate de belangen groter zijn. Hoewel hij binnen de wet opereert, wijken de regels zich voor zijn vrije doorgang zoals de Dode Zee voor Moses. Zijn bestaan is het bewijs van onrechtvaardigheid. Niet zijn talent, zijn geluk, maar zijn macht zorgde voor succes. Hij is het onrecht dat wij met wortel en al uitroeien. En ja, een zij is het zelden.

Vertegenwoordigt de valsspeler wat wij nooit willen worden of is hij het baken van onze eigen onmacht?
We verwijten hem een gebrek aan integriteit, maar ‘integriteit’ is een glibberig begrip. Ik ken beroepsmoralisten die hele dagen in de kou protesteren, allerlei dingen niet kopen of eten en een dagtaak hebben aan het opkomen voor de sociaal zwakkeren, maar tegelijkertijd illegaal allerlei subsidies en uitkeringen genieten. Zij koesteren het morele gelijk omdat ze hun eigen handelen niet invloedrijk achten. Het gaat ze om de grote getallen, niet om die driehonderd euro huursubsidie.
Ons eigen besef van het goede voelt warm en fijn zolang we er zelf geen werkelijke offers voor hoeven te brengen. Het aan de schandpaal nagelen van anderen is de veiligste manier om ons te vergewissen dat het eigen kompas nog op koers ligt. Wij benoemen boeven en helden omdat we de fictie van een maatschappij met gelijke kansen niet willen verlaten. Liever stellen we zo nu en dan een voorbeeld, dan dat we onder ogen zien dat het eigen uitzicht op succes geen kwestie is van eerlijkheid. We zijn allemaal gelijken, sommigen meer dan anderen. Om de hoop op winst niet te verliezen, denken we aan rechtvaardigheid te bouwen door onze verontwaardiging publiek te uiten. Afgedwongen excuses zijn brandstof voor het geloof dat het met ons wel goed zit.

Om ons te warmen aan onze eigen morele vlam zijn we actief op zoek naar mensen die struikelen en daarmee de onrechtmatigheid van hun succes verraden. Die op een onbewaakt moment een ongelukkige opmerking maken die hun ware aard zou blootleggen. Alsof het karakter van iemand zich alleen toont in een moment van onnadenkendheid of verlies van zelfbeheersing. Je zou het een moderne opvatting van de Freudiaanse verspreking kunnen noemen.
Enige tijd geleden werd de acteur Alec Baldwin gekielhaald omdat hij een opdringerige paparazzo had uitgemaakt voor ‘flikker’ (faggot). Nu is dat een vervelend scheldwoord en Baldwin moest zich vervolgens in alle mogelijke media verantwoorden voor zijn vermeende homofobie. Op dat moment ontstaat er een poppenkast: eigenlijk weet iedereen dat de acteur niets tegen homo’s heeft en dat hij zelfs een emancipatoire rol heeft gespeeld door realistische, niet stereotype homo’s te spelen in hoofdrollen in succesvolle Hollywood films. Toch speelt dit allemaal geen rol. Hij gleed uit en is daarmee de slijpsteen geworden van onze eigen moraliteit.

De Britse auteur John Berger zei ooit dat winst nu nog de enige manier is waarop we waarde kunnen uitdrukken. Als dat waar is, verklaart dat wellicht gelijk onze eigen morele onzekerheid. Wie kan ontroering of naastenliefde uitdrukken in winst zonder dat het idee zelf verloren gaat? Misschien slijpen we onze messen om de waarde van de winst te kunnen redden. Het oordeel over een ander is steeds snel geveld, maar zijn we wel zo streng voor onszelf als het erop aankomt? Als niemand kijkt en we weg kunnen komen met immoreel gedrag, nemen we ook onszelf dan de maat? Het moment van de werkelijke morele keuze doet zich voor wanneer de wegen zich radicaal scheiden; wanneer de keuze voor waarde(n) gelijk het afzien van winst impliceert en een keus voor het een of het ander geen consequenties heeft voor onze reputatie. Kunnen we dan nog werkelijk bloeden voor onze idealen?

Het verlies van de cinema

Chaplin

De televisieserie lijkt aan een enorme opmars bezig die veel critici vrolijk stemt. Over ontlezing hoeven we ons geen zorgen meer te maken zeggen zij: de literatuur van nu speelt zich af op televisie. Er wordt zelfs gezegd dat de televisie een ‘gouden eeuw’ beleeft. Is dit wel zo? Zijn deze series onze cinematografische en literaire hoop in bange dagen of hebben we onze maatstaven stilletjes aan bijgesteld? Zijn Game of Thrones en Hannibal de complexe verhalen uit onze tijd of is het vooral de armoede aan literaire cinema die het enthousiasme voor deze series verklaart?

De Amerikaanse cinema heeft deze eeuw een grote verandering ondergaan. Waar de grote studios in Hollywood vroeger ieder jaar een paar grote en een groter aantal kleine films produceerde, wordt er nu vaak ingezet op een of twee ‘blockbusters’. Gigantische budgetten worden geïnvesteerd in computer graphics, special effects en 3D fotografie. Dergelijke films moeten een zo groot mogelijk publiek aanspreken en ze mogen vooral niemand voor het hoofd stoten. Ze komen per commissie tot stand en bevatten vaak striphelden met capes, happy endings en veel spektakel. De film lijkt terug waar hij vroeg in de twintigste eeuw begon, als medium om mensen te laten vliegen.

Een belangrijk gevolg van deze ontwikkeling is dat de onafhankelijke cinema voor een groot deel verdwenen is. Natuurlijk worden er in deze tijd met een overvloed aan goedkope productiemiddelen veel films gemaakt, maar het is uiterst zeldzaam dat een regisseur het vertrouwen en een redelijk budget krijgt van een studio om zijn of haar visie te realiseren. Ook in de film lijkt de middenklasse voor een groot deel verdwenen. Films als Taxi Driver, The Godfather en Pulp Fiction zijn producten van regisseurs die de vrijheid kregen om hun wereld te verwezenlijken. De ruimte die je als kijker van dergelijke films betreedt is veel rijker dan de avonturen van de personages alleen. Een nachtelijke rit met Travis Bickle door New York (Taxi Driver) brengt je in een andere wereld die slechts lijkt op de onze. De enorme mate van detail en visuele vindingrijkheid in deze films zorgt ervoor dat ze een bron voor onze beeldcultuur geworden zijn. Ze roepen een veelheid aan betekenissen op die aanleiding geeft tot interpretatie. Overal vinden kijkers losse eindjes, tegenstrijdigheden en toevalligheden die voor de een betekenisvol of voor een ander betekenisloos zijn. Het zijn complexe, literaire verhalen die meerduidig en soms oncomfortabel zijn.

Is de serie dan niet een goede plek om dergelijke literaire verhalen te brengen? Helaas is ook de serie in eerste aanleg vooral inclusief: grote drommen mensen moeten zich naar de elektronische winkels begeven en de angst om het volk iets te brengen dat de pet te boven gaat is ook hier erg groot. Er is nog een andere reden dat de serie zich slecht leent voor gelaagdheid. De structuur die eigen is aan de televisieserie lijkt zich slecht te verhouden met de complexe narrativiteit: een serie wordt altijd voortgestuwd door plots.
Structureel moet een serie worden opgebouwd op ten minste twee niveaus: er moet zich in ieder geval een plot ontvouwen aan het einde van het seizoen en aan het einde van iedere aflevering. De kwestie waar een scenarioschrijver zich voor gesteld ziet, is in eerste instantie een distributieprobleem: in welke aflevering geef ik welke informatie aan de kijker? De aflevering van een serie laat zich beschrijven als een opsomming van informatie die nodig is om het plot te begrijpen of juist (nog even) te verhullen. De meerduidigheid in brede zin waar een goede film op bouwt, is bij een serie alleen instrumenteel aanwezig wanneer de kijker op het verkeerde been moet worden gezet zodat men later verrast kan worden. In series wordt ons de betekenis van scenes opgedrongen omdat het noodzakelijk is dat de informatie overkomt.
Een onbedoeld effect van dit distributieprobleem is dat de scenarioschrijver een veel grotere rol heeft dan bij het maken van een film. Daardoor lijkt er in verhouding een veel kleinere plaats voor de visie van de regisseur. De dominantie van de schrijver(s) uit zich ook in de meestal armoedige cinematografie. Regisseurs wisselen vaak per aflevering en het lijkt of de aandacht vooral uitgaat naar het behouden van een consistent uiterlijk van de serie. Het gebruik van sfeer door een creatieve inzet van fotografie en geluid is een grote zeldzaamheid in televisieseries. Ook ontberen series door de strakke planning de vrijheid om grote creatieve veranderingen te ondergaan in de montage zoals dat bij films vaak wel het geval is.

Ik moet eerlijk toegeven dat ook ik veel series met smaak verslonden heb. De avonturen van Tony Soprano (The Sopranos) hebben mij wekenlang geboeid en ik vraag mij soms vertwijfeld af waarom. Er lijkt hier sprake van een kip-ei kwestie: kijk ik urenlang naar series omdat de personages en het verhaal mij zo bezighouden of verlies ik mijzelf in een serie omdat ik er zoveel tijd in investeer?
Series zijn in de eerste plaats bedoeld als entertainment voor de massa. Verhalen die verwarren en ontregelen worden vermeden omdat ze vooral een financieel risico vertegenwoordigen. Het feit dat de blockbuster film nu weer een redelijk gefinancierd alternatief heeft gevonden in de televisieserie stemt optimistisch, maar de kans dat de makers van series een grote creatieve onafhankelijk verwerven is nog altijd ver weg. Ook ik wacht op het volgende seizoen van Game of Thrones, maar voor literaire verhalen moeten we het voorlopig doen met de zeldzame ruwe diamanten van inventieve filmmakers die zich met kleine beurzen en aalmoezen in leven houden. Of met een goed boek natuurlijk.